Translate

woensdag 15 april 2020

De Spaanse griep ( virus ) van 1918-1920 veroorzaakte naar schatting 50 tot 100 miljoen doden waarvan zo'n 38.000 in Nederland



De Spaanse griep in Nederland

‘Des morgens zag je ze gezond, des avonds kon je het overlijdenscertificaat tekenen’

Door: Ivo van de Wijdeven

In geschiedenisboeken is het meestal niet meer dan een voetnoot, maar de Spaanse griep veroorzaakte in 1918 in Nederland grote maatschappelijke ontwrichting. In tegenstelling tot nu in de coronacrisis keek de regering slechts toe vanaf de zijlijn. Het was aan lokale bestuurders, artsen en verpleegsters om het op te nemen tegen een uiterst dodelijke ziekte die het land in zijn greep hield en 38.000 slachtoffers eiste.
‘De Griep is een windvlaag des doods’, zo luidde in november 1918 een advertentie voor ‘abdijsiroop’ in diverse Nederlandse kranten, ‘Kerels als boomen worden in één dag door de Griep weggemaaid.’ Wie aan de dodelijke ‘Spaansche Griep’ wilde ontkomen, moest zijn toevlucht nemen tot abdijsiroop. Het door de fabrikant geroemde geneesmiddel bleek echter bij nadere bestudering slechts een mengsel van suikerwater en kaneel. Het was slechts één van de vele pogingen om een slaatje te slaan uit de grote angst onder de Nederlandse bevolking.
De Spaanse griep van 1918-1920 was in aantal zieken en doden de meest desastreuze epidemie die de mensheid ooit heeft getroffen. Tegenwoordig wordt het aantal dodelijke slachtoffers geschat op 50 tot 100 miljoen, velen malen meer dan de 20 miljoen doden van de Eerste Wereldoorlog. Volgens het CBS zijn in Nederland zo’n 38.000 personen aan deze pandemie en bijbehorende complicaties als longontsteking gestorven, bijna 4 op de 1000 inwoners.
Eind mei 1918 verschenen de eerste berichten in Nederlandse kranten over een ‘geheimzinnige ziekte’ in Spanje, die al gauw tot de Spaanse griep werd bestempeld. Onterecht, want de ziekte had waarschijnlijk Europa bereikt via grootschalige troepentransporten uit de Verenigde Staten en zaaide ook dood en verderf aan het westfront. Maar vanwege de oorlog gold in landen als Frankrijk en Duitsland een strenge censuur, waardoor kranten aldaar zwegen over de ziekte.
Spaanse Griep militair hospitaal in Kamp Funston
Militair hospitaal tijdens de Spaanse griep
Nederland hoopte de dans te ontspringen. Maar op 11 juli 1918 werden de eerste ziektegevallen gemeld: grensarbeiders, mijnwerkers en gemobiliseerde soldaten. Op dezelfde dag was direct ook de eerste dode te betreuren: een metselaar uit Lonneker, dorpje in de buurt van Enschede, die in Duitsland werkte, daar ziek was geworden en overleed in de trein naar huis. Dagelijks berichtten kranten over het toenemende aantal dorpen en steden waar de griep opdook. Al gauw waren duizenden mensen besmet.

Centrale Gezondheidsraad

Om een goed totaalbeeld te krijgen verzocht de Centrale Gezondheidsraad – die de regering adviseerde over volksgezondheid – artsen om ziektegevallen te rapporteren. Daarnaast plaatste de Raad in diverse kranten het advies om goede persoonlijke hygiëne in acht te nemen, woningen, bedrijven en scholen goed te luchten – ‘eene krachtige luchtverversching kan de smetstof verdrijven’ – en vloeren niet ‘droog op te vegen’ omdat stof in een tijd van een besmettelijke ziekte nadelige effecten zou hebben.
Troepenbewegingen en oefeningen werden tot nader order afgelast. Het Nederlandse leger was gemobiliseerd vanwege de Eerste Wereldoorlog. Vooral de duizenden militairen die dicht opeengepakt in bedompte kazernes leefden, bleken bevattelijk te zijn. Zij probeerden zowel de verveling als de ziekte met drank te verdrijven. Besmette soldaten die met verlof waren – dat mocht namelijk nog wel gewoon – en terugkeerden naar hun woonplaatsen verspreidden het virus onder de burgerbevolking.
Ondanks 98 sterfgevallen in juli had de Spaanse griep volgens veel Nederlandse artsen ‘een goedaardig karakter’. Eind juli adviseerde de Centrale Gezondheidsraad dat er van overheidswege geen extra maatregelen nodig waren om de verspreiding van de Spaanse griep te voorkomen. Wel adviseerde de Raad om ‘volksophoopingen’ te vermijden. Het voorstel om kermissen te verbieden werd door het kabinet-Cort van der Linden doorgeleid naar alle gemeentebesturen.
Ondanks 98 sterfgevallen in juli had de Spaanse griep volgens veel Nederlandse artsen ‘een goedaardig karakter’.
In die tijd waren de gemeenten namelijk verantwoordelijk voor de praktische uitvoering als het ging om volksgezondheid. Het was dus aan burgemeesters en hun lokale gezondheidscommissies om de strijd aan te gaan met de Spaanse griep. Dat was een hele kluif, want de gezondheidstoestand in Nederland was in 1918 sowieso al zorgwekkend. Als gevolg van de oorlog was het eten op rantsoen: iedere Nederlander had recht op slechts 200 gram brood per dag (ongeveer een kwart brood) en 300 gram vlees per week. In grotere gemeenten waren veel inwoners aangewezen op gaarkeukens. De verschillen tussen arm en rijk waren nog groter geworden. Vooral arbeiders waren ondervoed, slecht gekleed en armetierig gehuisvest.
Eind juli bereikte het griepvirus ook de grote steden in het westen van het land. Toen de eerste alarmerende verhalen over erbarmelijke omstandigheden in drukke volkswijken in de kranten verschenen, nam gelukkig het aantal nieuwe griepgevallen in Nederland af. Na een piek van 534 sterfgevallen in augustus daalde het aantal griepdoden snel. Nederland leek het ergste achter de rug te hebben. Relatief gezien waren er weinig doden gevallen en mensen die ziek werden, konden meestal na een paar dagen hun ziekbed alweer verlaten.

Explosieve stijging

Maar in het najaar keerde de Spaanse griep in alle hevigheid terug. Ditmaal was het virus agressief en erg dodelijk. Het aantal besmettingen en sterfgevallen steeg in oktober explosief. Artsen wisten niet precies wat er aan de hand was. Ze waren bekend met griepepidemieën – bij een eerder in 1890 werden ook regentes Emma en prinses Wilhelmina ziek – maar het W-vormige sterftepatroon met pieken voor baby’s en kinderen tot vijf jaar, jongeren van 20-24 jaar en ouderen tussen 70-74 jaar was atypisch voor griep.
Wie besmet raakte, takelde razendsnel af. Soms bleek de ziekte in enkele uren fataal. ‘Des morgens zag je ze gezond, des avonds kon je het overlijdenscertificaat tekenen’, aldus een huisarts uit het Gooi. In Den Helder liet een matroos zijn geweer uit zijn handen vallen en zakte zo maar dood in elkaar. Andere patiënten gaven grote hoeveelheden schuimig bloed op. De lijken zagen blauw met gezwollen gezichten.
Het meest hardnekkige gerucht dat als fake news avant la lettre de ronde deed: dit was geen griep, maar longpest.
Er werd druk gespeculeerd over epidemische luchtweginfecties. Ook werd met een beschuldigende vinger gewezen naar het grootschalige gebruik van gifgassen aan het front. De lucht zou zwanger zijn van de dood. Het meest hardnekkige gerucht dat als fake news avant la lettre de ronde deed: dit was geen griep, maar longpest. Dit alles riep grote ongerustheid op onder de Nederlandse bevolking. Was het einde der tijden nabij?
Ook in Amsterdam heerste eind oktober een zenuwachtige sfeer. In de zwaarste week, die van 27 oktober tot 2 november, overleden 651 Amsterdammers. Mensen ontweken elkaar om niet besmet te raken. Diverse diensten raakten ontwricht door het grote aantal zieken, ook de Geneeskundige Dienst, de brandweer en de politie. De post ondervond grote vertraging. Diverse tramlijnen moesten tijdelijk worden stilgelegd; het stadhuis was telefonisch bijna onbereikbaar omdat veel telefonistes thuis ziek in bed lagen. De ziekenhuizen lagen vol en er was een schrijnend tekort aan medisch personeel. Het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis moest zelfs noodgedwongen de deuren sluiten omdat het aantal zieke verpleegsters simpelweg te groot was.

Experimenten en maatregelen

In de rest van Nederland was het tekort aan medisch personeel nog schrijnender. De opvang van Belgische en Franse vluchtelingen die in de laatste oorlogsweken aankwamen in het zuiden van Nederland legde al een grote druk op het zorgsysteem. Enorme verplaatsingen van mensen in het najaar van 1918 – oorlogshandelingen, troepenverplaatsingen en vluchtelingenstromen – werkten bovendien de verspreiding van de Spaanse griep in de hand.
Oververmoeide huisartsen waren dag en nacht in touw. In Drenthe, de provincie die het zwaarst werd getroffen door de Spaanse griep, duurde het soms dagen voordat artsen hun patiënten konden bezoeken. Als ze al op tijd kwamen. Vooral in Drenthe waren er duizenden vaders en moeders die twee of meer van hun kinderen verloren aan de Spaanse griep. Als noodoplossing werden studenten die hun opleiding bijna hadden afgerond als ‘semi-arts’ het land in gestuurd.
Niet dat artsen veel konden betekenen voor hun patiënten. Artsen wisten in 1918 nog niet dat griep door een virus veroorzaakt wordt, laat staan hoe ze zo’n virus te lijf moesten gaan. Huisartsen adviseerden bedrust, warmte en ventilatie, en schreven aspirine en hoestdrank voor om symptomen te bestrijden. Ook werd er druk geëxperimenteerd met diverse injecties, zoals bijvoorbeeld sublimaat, een zeer giftige kwikverbinding.
Wie bezorgd was om zijn gezondheid kon naast abdijsiroop ook zijn heil zoeken bij andere dubieuze middeltjes als ‘Menthaform-ontsmettingstabletten voor mond en keel’ of mengseltjes van het kruidenvrouwtje Jacoba Maria Wortelboer uit Oude Pekela. En nogal wat mensen namen hun toevlucht tot een stevige borrel. Alcohol desinfecteerde immers.
Verplegend personeel droeg mondkapjes, ook al betwijfelden sommigen het nut daarvan.
Ter voorkoming van besmetting werd door medici veel waarde gehecht aan isolatie van patiënten. In ziekenhuizen werden grieppatiënten op aparte zalen verpleegd en met gaasschermen afgeschermd. Verplegend personeel droeg mondkapjes, ook al betwijfelden sommigen het nut daarvan.
Talloze gemeentebesturen besloten de scholen te sluiten om verdere verspreiding tegen te gaan of werden daartoe gedwongen doordat een groot deel van de leerlingen en leraren ziek was. Opvallend was dat in Amsterdam ondanks felle ruzies in de gemeenteraad de scholen niet werden gesloten. Ook schouwburgen en bioscopen gingen op slot. In sommige gemeenten werden kerkdiensten ingekort en werden mensen met een zieke in de familie opgeroepen niet naar de kerk te komen.
Desondanks steeg het aantal slachtoffers dagelijks. In november 1918 eiste de Spaanse griep in Nederland het hoogste aantal mensenlevens. In dagbladen verschenen hele kolommen vol rouwadvertenties. In november bleken 10.645 mensen te zijn overleden aan de griep: drie keer zoveel als in de maand ervoor.
Aan het begin van de pandemie kregen de doden een normale begrafenis, maar toen er zo veel mensen tegelijk stierven werden ze in snel in elkaar getimmerde ongelakte kisten of soms zelfs slechts in een doek gewikkeld ter aarde besteld. In sommige gemeenten konden de doodgravers het werk niet meer aan en lagen doodskisten op elkaar gestapeld op het kerkhof te wachten.

De regering keek toe

In Den Haag had de regering ondertussen andere zaken aan het hoofd. Op 11 november 1918 kwam er niet alleen met een wapenstilstand een einde aan de Eerste Wereldoorlog, maar riep SDAP-voorman Troelstra in een rokerig zaaltje in Rotterdam ook de revolutie uit in Nederland. Hij achtte de tijd rijp door woelige gebeurtenissen elders: de Russische revolutie en de overhaaste abdicatie van de Duitse keizer Wilhelm II, die zojuist in Nederland asiel had gevraagd. Op de Harskamp waren militairen aan het muiten geslagen.
De in september aangetreden regering-Ruys de Beerenbrouck besloot het leger te ontbinden vanwege de wapenstilstand, de ontevredenheid in het leger en het toenemende aantal griepdoden onder militairen. Tegelijkertijd werden loyale legertroepen naar Amsterdam, Rotterdam en Den Haag gestuurd om de revolutie tegen te gaan. Dat bleek genoeg. Troelstra’s revolutie bleek een misrekening.
Pieter Jelles Troelstra
Pieter Jelles Troelstra
Pas op 16 november verscheen de Spaanse griep op de radar van het kabinet. Minister van Arbeid Aalberse wees in antwoord op Kamervragen nog eens op het advies dat de Centrale Gezondheidsraad in juli al had gegeven: goede persoonlijke hygiëne betrachten, goed ventileren en bijeenkomsten vermijden. Volgens Aalberse waren er geen maatregelen bekend waren die kans van slagen hadden ‘tegen een zóó besmettelijke en zich zóó snel verspreidende aandoening’.
Het enige wat de nationale overheid deed, was het verhogen van het broodrantsoen naar 280 gram, al beweerden kwade tongen dat dit vooral was om onrust te bezweren. Verder werd de zorg overgelaten aan lokale bestuurders, instellingen, artsen en verpleegsters.
En hoewel het kabinet wees op het gevaar van grote bijeenkomsten, werden in het hele land bijeenkomsten georganiseerd om Troelstra’s mislukte revolutie te vieren. Op 18 november kwamen 40.000 mensen bijeen op het Malieveld in Den Haag in een strak geregisseerde pr-actie met koningin Wilhelmina en prinses Juliana.
Als klap op de vuurpijl organiseerde het kabinet onder leiding van de katholiek Ruys de Beerenbrouck op 28 november een ‘Algemeene Biddag’ vanwege de Spaanse griep. Werkgevers kregen het verzoek om hun personeel ’s ochtends vrij te geven, zodat zoveel mogelijk mensen deel konden nemen aan dit nationale gebed.
Uiteindelijk werd de helft van alle Nederlanders ziek.
In kranten kreeg de epidemie door het einde van de Eerste Wereldoorlog, Troelstra’s revolutie en de daaropvolgende Oranjekoorts – door SDAP-dagblad Het Volk smalend ‘Oranjegriep’ genoemd – weinig aandacht. Dat kwam ook doordat de meeste doden in de provincies vielen, met name in de arme veenstreken.
In sommige gemeenten in het zwaar getroffen Drenthe zou 10% van de bevolking aan Spaanse griep gestorven zijn. De grote armoede, ondervoeding, zware arbeid en slechte behuizing van de veenarbeiders zouden de hoge sterftecijfers in Drenthe kunnen verklaren. Soms leefden drie gezinnen in één kamer.
In de grote steden in het westen was de sterfte juist lager dan gemiddeld. Toch werd uiteindelijk de helft van alle Nederlanders ziek. Hoewel minder hevig ging de tweede griepgolf tot de zomer van 1919 door. Toen men dacht dat alles voorbij was, trad in 1920 een derde – mildere – golf op. Daarna verdween de pandemie even raadselachtig als hij gekomen was.
In Nederland was de maatschappelijke ontwrichting groot. De Spaanse griep had dood en verderf gezaaid. Hele gezinnen waren uit elkaar gerukt. Ouders verloren hun kinderen en omgekeerd. Veel overlevenden wilden er nooit meer over praten, en ook in kranten en tijdschriften werd er bijna niet meer over geschreven. In boeken over de geschiedenis van Nederland werd de Spaanse griep een voetnoot bij de grote gebeurtenissen van 1918.
Ook voor tijdgenoten stond ‘de windvlaag des doods’ niet op zichzelf, maar maakte hij deel uit van de algehele misère die de eindfase van de Eerste Wereldoorlog en de eerste jaren daarna begeleidde. Bij de vijftigjarige herdenking van de grootste griepepidemie aller tijden werd daarom ook wel gezegd: ‘De wereld stond in lichterlaaie. Wie had er oog voor een binnenbrand?’
Ivo van de Wijdeven is historicus en politiek analist
Meer weten
Het drama van 1918 – Over de Spaanse griep en de zoektocht naar virus en vaccin (2006) van Eric Mecking
In veel huizen wordt gerouwd – De Spaans griep in Nederland (2002) van Reinold Vugs.
De Spaanse griep – Hoe de pandemie van 1918 de wereld veranderde (2018) van Laura Spinney

Geen opmerkingen:

Een reactie posten