Vrijwilligers van de dierenambulance brachten de eekhoorntjes daarom over naar het Vogelrevalidatiecentrum in Zundert. Volgens Diwi Nieboer, beheerder van het Centrum, was de kans aanvankelijk klein dat de eekhoorntjes hun hachelijke avontuur zouden overleven. “Ze waren nog zó klein, en wogen slechts 25 gram. De vorige keren dat we eekhoorntjes met een vergelijkbaar gewicht binnenkregen, hebben ze het niet gered. Kennelijk kunnen wij de zorg van de moeder voor die héle kleintjes toch niet goed genoeg nabootsen, hoe hard we ook ons best doen.”
Nadat de eekhoorntjes door de ambulance waren binnengebracht, gingen ze de couveuse in en werd in alle rust begonnen met het toedienen van water en mineralen. Na vierentwintig uur kregen ze hun eerste flesje melk. “Ze dronken tien keer per dag,” aldus Diwi. “Daarvoor gebruikten we een 1 ml spuitje met een speentje erop. Het toedienen van de melk kon niet te snel gaan, omdat ze zich dan zouden kunnen verslikken. Na het drinken, moeten we ze laten plassen. Voor de verzorgers was het pittig, zij stonden elke nacht op om de eekhoorntjes melk te geven.”
Weer bijna de vrije natuur in
“De kans dat de baby-eekhoorns het zouden redden, was in die eerste weken klein,” vertelt Diwi van het Revalidatiecentrum in Zundert. “Op een ochtend zag ik dat de oogjes van een van de eekhoorntjes dof waren. Dat alarmeerde me. Dit dier mankeerde waarschijnlijk meer dan alleen het gemis van zijn moeder.”Jaarlijks worden er bij het Revalidatiecentrum duizenden dieren binnengebracht door mensen, allemaal hoopvol dat wij ze kunnen redden. Dat lukt in veel gevallen, maar niet altijd. Vaak zijn onze patiënten door menselijk toedoen in de problemen gekomen. Wat tijdens de periode daarna voorop staat, is het doel van de opvang: het dier moet zich in de natuur kunnen redden. Het eekhoorntje met de doffe oogjes heeft het niet gehaald. Zijn broertje en twee zusjes doen het gelukkig prima.” Volgens Diwi zal het nog minstens een maand duren voordat de dieren weer de natuur in kunnen.
“Pas als ze goed kunnen klauteren en zelf voedsel weten te vinden, zijn ze er klaar voor,” zegt ze. “Een bos met loof- en naaldbomen en voldoende voedselaanbod is dan het meest geschikt. Zo mogelijk voeren we ze de eerste tijd na het loslaten nog bij en hangen we op de uitzetlocatie de nestkist waarin ze tijdens hun verblijf hebben geslapen. Dat zal ze een makkelijkere start geven.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten