De juridische status van dieren in Nederland

Ook in Nederland bestaat er een juridisch kader voor dieren. Als startpunt kan het Burgerlijk Wetboek dienen. In het Burgerlijk Wetboek wordt expliciet gesteld dat dieren geen zaken zijn (artikel 3:2a BW). Echter, direct in de daaropvolgende regel staat: ‘Bepalingen met betrekking tot zaken zijn van toepassing op dieren’. Dit betekent dus dat dieren wel als dingen (zaken) mogen worden gebruikt. Een duif heeft bijvoorbeeld dezelfde rechten als een theepot, een schaap dezelfde als een bijzettafel. Geen dus.

Verder kent Nederland nog een viertal dierenwetten.
1. Wet dieren;
2. Wet op dierproeven;
3. Wet natuurbescherming;
4. Visserijwet.

In deze wetten zijn enkele regels opgenomen om de uitbuiting en mishandeling van dieren tot op zekere hoogte te beperken (artikel 2.1 Wet dieren). Maar waar het vooral om draait in deze wetten, is dat dieren geschikt worden naar hun functie voor de mens. Dieren krijgen in deze wetten geen rechten; het menselijk gebruik van dieren wordt juridisch begrensd. Zo stelt de Visserijwet bijvoorbeeld bepaalde eisen aan de visgerei en de boten die gebruikt worden voor visserij.

In het Wetboek van Strafrecht is verder nog bepaald dat het beschadigen (lees: doden, mishandelen of onbruikbaar maken) van eigendommen, waaronder ook dieren, verboden is, want dat is tegenover de eigenaar van het dier een strafbaar feit. Tot zover het – betrekkelijk schaarse – Nederlandse juridische kader over dierenrechten.

Verandering in de visie op dieren

Dieren worden in het Nederlandse recht dus behandeld als dingen in plaats van wezens met gevoelens. Toch heeft er door de eeuwen heen een omwenteling plaatsgevonden in hoe wij denken over dieren. In de zeventiende eeuw dacht men dat dieren zielloze machines waren die geen pijn konden voelen. In de negentiende eeuw kwamen in de westerse samenleving de eerste regels die het niet toestonden om dieren pijn toe te brengen in het bijzijn van anderen. Dierenmishandeling was dus verboden omdat het een onaangenaam beeld was voor omstanders.

Tegenwoordig geldt de algemene opvatting dat dierenmishandeling verboden is omdat het dier zelf daardoor lijdt. De geluiden om de intrinsieke waarde van dieren te erkennen en hen anders te behandelen dan voorheen, nemen dan ook toe.

Nut en belang van de erkenning van dieren in de Grondwet

Nu zullen er velen zijn die zich afvragen wat de meerwaarde is van het erkennen van dieren in de Grondwet. Hoe moet een dergelijke wetsbepaling er dan uitzien? En wat betekent dat concreet voor dieren?

In de grondwet | Afbeeding door Femke Oosterbaan Martinius

De Grondwet is de hoogste wet in Nederland en gaat hiƫrarchisch gezien voor op alle andere Nederlandse wetten. In de Grondwet zien we vele verschillende grondrechten terug. De bekendste voorbeelden zijn de klassieke grondrechten, zoals het recht op gelijke behandeling, het recht op vrijheid van meningsuiting of de vrijheid van godsdienst. De Nederlandse staat heeft een zwaarwegende plicht om deze grondrechten te garanderen tegenover elke persoon die zich in Nederland bevindt.

Naast de klassieke grondrechten kennen we ook sociale grondrechten. Deze grondrechten streven naar een doel en leggen de overheid de plicht op om zich in te spannen voor dit doel. Een voorbeeld is artikel 21 van de Grondwet. Daar lezen we het volgende:

“De zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu.”

Zo’n sociaal grondrecht is moeilijk af te dwingen bij de rechter, maar moet eerder gezien worden als een aanwijzing voor de wetgever om bij het maken van nieuwe wetgeving rekening te houden met deze doelstelling. Met de uitwerking van een grondwetsbepaling in normale wetten krijgt zo’n bepaling dus ‘handen en voeten’. Ook moeten overheidsdienaren bij elk besluit het dierenwelzijn in acht nemen als dieren in de Grondwet worden opgenomen.

De wetgever kan in de toekomst bijvoorbeeld nadenken over de mogelijkheden om een vorm van rechtspersoonlijkheid toe te kennen aan dieren. Dat zou betekenen dat dieren, net als bedrijven (die ook rechtspersonen zijn), maar ook baby’s en mensen met een geestelijke handicap via een vertegenwoordiger voor zichzelf zouden kunnen opkomen in de rechtbank. Het opnemen van dieren in de Grondwet kan dus een doorwerken in toekomstige wetten.

Een voorbeeld

Een praktisch voorbeeld zou als volgt zijn:

Persoon X mishandelt een dier. Hij wordt vervolgd, maar verweert zich met het argument dat dierenmishandeling een onderdeel is van zijn geloofsuitoefening. Hij doet dan ook een beroep op zijn godsdienstvrijheid. Zou de rechter meegaan in dit verweer, dan gaat persoon X vrijuit. Als dierenbescherming echter als een erkend staatsdoel is aangemerkt in de Grondwet, dan zou de rechter een belangenafweging moeten maken tussen enerzijds het recht op vrijheid van godsdienst en anderzijds de bescherming van dieren. Dan is er dus meer speelruimte om tot een andere uitkomst te komen.

Bezwaren

Er zijn veel mensen die menen dat het opnemen van dieren in de Grondwet een puur staaltje symboolpolitiek is. Want dieren zullen (nog) niet voor zichzelf kunnen opkomen en de mens trekt toch altijd aan het langste eind. Ook wordt afgevraagd of alle dieren onder de bescherming zouden vallen: moet de Nederlandse overheid dan ook de bromvlieg of de regenworm beschermen? En wat moeten we dan als een wild dier een ander wild dier aanvalt?

aarde
moet de Nederlandse overheid dan ook de bromvlieg of de regenworm beschermen? | Foto: Pixabay

Natuurlijk zijn er veel praktische bezwaren te noemen. Daar moet goed over nagedacht worden. Toch is het, als we kijken naar onze buurlanden en de grotere, universele beweging om aan dieren rechten toe te kennen, misschien niet zo’n gek idee om te kijken of we dieren via de wet betere bescherming kunnen bieden. Om met de woorden van Mahatma Gandhi af te sluiten:

“De mate van beschaving van een samenleving valt af te meten aan de wijze waarop ze omgaat met dieren.”

Bronnen:

©AnimalsToday.nl Femke Oosterbaan Martinius